Ik ben de vijfde dochter van tien kinderen.
Mijn vader was een kleermaker en mijn moeder zorgde voor ons Thuis hadden we het niet echt breed, maar we konden ons redden.
Toen ik oud genoeg was, ging ik in dienst als hulpje bij een ridderfamilie. Daar ben ik doorgegroeid tot kamermeisje van de vrouwe van de familie.
Daar heb ik ook ridder Johan leren kennen.
Wij waren zo verliefd, dat we uiteindelijk de beslissing genomen hebben om de familie te verlaten. Trouwen mochten we niet omdat we niet van gelijke stand waren en ridder Johan moest als eerste zoon van de familie normaal gezien ridder worden en huwen met iemand van adellijke stand om de familienaam voort te zetten.
Tijdens onze zwerftocht zijn we de Ridders van Pendragon tegen gekomen.
Doordat we tijdens een gevecht van hen ze even ter hulp gekomen waren, hebben we ons bij hen aangesloten.
Er waren nog geen vrouwen bij de groep, daarom heb ik de leiding van het dagdagelijkse leven op mij genomen. Ik zorg ervoor dat de ridders op tijd en stond eten hebben, hun kledij gemaakt is,…
Ik was heel blij toen pater Dirk zich bij ons aansloot.
Ridder Johan en ik leefden tot dan in zonde, maar dank zij Pater Dirk is daar een eind aan gekomen. Hij heeft ons in de echt verbonden.
De leden van onze groep rekenen echt op mij, want zonder mij hebben ze geen dagelijks stoofpotje. Dit ziet er elke dag anders uit, want wij eten wat er voorhanden is. Soms krijgen we groenten en brood van de mensen uit de dorpen, maar meestal leven wij van hetgeen onze ridders vangen en stropen.