Ik ben de eerste zoon uit een ridderfamilie.
In mijn jeugd heb ik een meisje, Wendy, leren kennen. Zij was het kamermeisje van mijn moeder. Al snel wist ik dat ik met haar mijn leven wou delen.
Het spijtige was dat zij niet van adellijke afkomst was en daarom mocht ik niet met haar huwen. Ik had maar twee keuzes, deze waren zoals het de eerste zoon betaamt, ridder worden en huwen met iemand van adellijke stand om zo de familienaam verder te zetten of mijn eigen weg gaan zonder enige financiële en materiële hulp van mijn familie.
Ik, die zo verliefd was op mijn meisje, heb voor het laatste gekozen.
Samen met Wendy, ben ik dan beginnen rondzwerven. Mijn broer, die nog schildknaap was, maar wist dat hij na zijn opleiding, zoals elke derde zoon uit een ridderfamilie, pater moest worden, is met ons mee gegaan.
Tijdens onze zwerftocht, kwamen we een kleine groep huurlingen tegen, die zich de Ridders van Pendragon noemden.
Zij vochten voor Jan en alleman.
Zij stonden klaar voor wie hen betaalde.
Doordat wij hen tijdens een gevecht zijn gaan helpen, hebben ze ons gevraagd om ons bij hen aan te sluiten.
Binnen de groep, sta ik nu in voor het maken van onze pijlen, het repareren van de bogen, … Ook in het zwaardvechten ben ik opgeleid en sta ik voor elk gevecht klaar.